In de periode 2011 – 2014 ontwikkelden en implementeerden 150 scholen in het primair en voortgezet onderwijs vijf verschillende innovatieconcepten. Tegelijkertijd wordt onderzocht wat de effecten van deze innovaties zijn op de arbeidsproductiviteit, onderwijskwaliteit en werkdruk.
Op papier zijn het kansrijke ideeën, maar het moet onderzocht hoe ze werken in de praktijk. Treedt het effect dat bij de voortrekkerscholen verwacht wordt ook op bij de scholen die het concept gaan overnemen? Welke maatregelen moeten scholen nemen om ervoor te zorgen dat de invoering van het innovatieconcept tot een succes leidt?
Gedurende het experiment hebben onderzoekers van SEO Economisch Onderzoek en ResearchNed gegevens verzameld bij scholen waarmee een antwoord kan worden gegeven op de oorspronkelijke onderzoeksvraag bij het experiment: Is het als gevolg van de innovaties mogelijk om met minder leraren hetzelfde aantal leerlingen te bedienen, zonder dat dit ten koste gaat van de onderwijskwaliteit en werkdruk van leraren?
Resultaten openbaar
‘Goed dat er nu wetenschappelijk bewijs is dat innovatieve maatregelen lonen.'
- Sander Dekker, Staatssecretaris Ministerie van OCW
De onderzoekers concluderen positieve effecten op de efficiëntie en kwaliteit van het onderwijs. Onderwijs op maat op basisscholen leidt onder andere tot hogere cito-scores en tevredener ouders. Scholen in het voortgezet onderwijs gaan beter om met lerarentekorten en bij sommige concepten halen leerlingen betere resultaten. Belangrijke succesfactor is dat de scholen zelf de vijf concepten hebben bedacht, en leraren en schoolleiders de experimenten zelf hebben vormgegeven en elkaar helpen professionaliseren.
- download Factsheet
- download Publieksversie Primair Onderwijs
- download Publieksversie Voortgezet Onderwijs
Wetenschappelijk gemeten
De experimenten tonen aan dat innovaties die aan de juiste voorwaarden voldoen, scholen in staat stellen slimmer te werken en de onderwijskwaliteit te verhogen. De effecten zijn zuiver wetenschappelijk (met controlescholen en experimentscholen) vier jaar lang gemeten. De onderzoekers komen voor het primair onderwijs onder andere tot de conclusie dat citoscores op Taal en Rekenen met drie tot vier procent door invoering van groepsoverstijgend onderwijs stijgen. Gecombineerd met differentiatie van het onderwijs naar leertempo, leidt groepsoverstijgend tot een hogere tevredenheid van ouders van gemiddeld vier procent.
Leraren in het voortgezet onderwijs zijn bijvoorbeeld enthousiast over het werken met E-klassen en ervaren eerder minder dan meer werkdruk. Ze kunnen grotere groepen leerlingen aan, twintig procent tot wel veertig procent meer. Bij Leerlingen voor Leerlingen leidt een structurele inzet van educatieve filmpjes tot een stijging van de eindejaarcijfers met ongeveer vier procent ten opzichte van vergelijkbare vakken op controlescholen.
Patrick Banis (directeur Arbeidsmarkt CAOP) is enthousiast over dat ‘schoolleiders en leraren met hun eigen vraagstukken aan de slag zijn gegaan. Met een geweldig resultaat. Leerlingen krijgen beter onderwijs door de experimenten die inspelen op de vraagstukken van nu zoals de leerlingenkrimp.’
‘En we zijn nog niet klaar’, vult Chris Sigaloff (directeur Kennisland) aan. ‘Leraren en schoolleiders zijn opgeleid of laten zich opleiden tot Innovatiebrigadier om de vraagstukken van collega’s helpen aan te pakken. Hier gaan we nog mee door.’
Kennisdelen in het onderwijs met IIO op Maat
Voor leraren, schoolleiders en betrokkenen kunnen de conclusies over hoe je onderwijs vernieuwt zeer interessant zijn. De belangrijkste succesfactoren blijken het zelf ontwikkelen en uitvoeren van de experimenten en het peer-to-peer contact tussen leraren en schoolleiders. Belangrijk werkprincipe is geweest dat alle opgedane kennis en ontwikkelde materialen vrij beschikbaar zijn. Mede hierdoor leveren de experimenten oplossingen voor vraagstukken die nu actueel zijn op de scholen zelf: omgaan met krimp, toepassen van ICT in het onderwijs en het inspelen op de leerbehoeften van zwakke en excellente leerlingen.
IIO blijft – als IIO op Maat – nog een jaar lang actief om de ervaringen van de voormalige IIO-scholen te verspreiden in het onderwijs, onder andere door te adviseren en het leggen van verbinding met andere geïnteresseerde scholen.
Nameting
Met het verschijnen van het eindrapport is echter nog niet het laatste woord over de opbrengsten van de IIO-experimenten gezegd. Immers, is niet het aantal scholen dat ook na het experiment verdergaat met deze innovatieve concepten een indicatie voor het succes ervan? En is het succes van innovaties niet pas op termijn zichtbaar? Kunnen we niet juist ook leren van scholen die na vier jaar experimenteren goede redenen hebben om er niet meer mee verder te gaan? Met die vragen in gedachten heeft met het ministerie van OCW gemeend dat het goed zou zijn om de scholen nog een extra jaar te volgen. Wat blijft er over van de innovatieconcepten na afloop van de experimenten en na beëindiging van de subsidie? Welke veranderingen en effecten zijn bestendig en welke raken op de achtergrond?
Met behulp van een nameting in 2015 is onderzocht of de conclusies uit het eindrapport over de effecten van de vijf IIO-concepten na afloop van de experimenten overeind blijven. Dit blijkt grotendeels zo te zijn. Ten aanzien van effecten op arbeidsproductiviteit blijft de conclusie dat in drie van de vijf gevallen de concepten hebben geleid tot een verhoging van het aantal leerlingen per leraar of per contactuur. Tegelijkertijd zijn effecten op onderwijskwaliteit in drie van de vijf gevallen veranderd, twee keer in positieve zin en één keer in negatieve zin. Dit blijkt gedeeltelijk het gevolg van selectieve deelname van scholen aan de nameting, gedeeltelijk door een verdere ontwikkeling van de innovatieconcepten.